Emily zuchtte. « Ja. We hebben allebei nooit veel gezegd. »
Lily aarzelde. « Je hebt me altijd verteld dat mensen kunnen veranderen als ze dat willen. »
Emily keek haar dochter in de ogen – dezelfde groene ogen die haar moeder ooit deed afwenden. « Dat geloof ik nog steeds, » zei ze zachtjes.
Die middag vroeg Margaret of ze Emily alleen mocht zien. Ze zaten op de veranda, gewikkeld in een sjaal, de Bijbel op schoot. « Ik heb niet veel tijd meer, » zei ze. « Ik ben al een tijdje ziek – dat heet hartfalen. Ik wilde niet dat je me zo zag. »
Emily slikte. « Ik wou dat je het me eerder had verteld. »
Margaret staarde naar haar handen. « Herinner je je de avond dat je wegging? Ik heb mezelf altijd voorgehouden dat ik het juiste deed: de goede naam van mijn familie beschermen en voorkomen dat mensen over me praatten. Maar sindsdien vraag ik me elk jaar af of ik mijn kind uit trots heb meegenomen. »
Emily slikte haar tranen weg. « Jij hebt het gedaan, mam. Maar ik ben toch teruggekomen. »
De stem van de oude mevrouw Brach. « Zul je me ooit vergeven? »
Emily reikte over de tafel en pakte de trillende hand van haar moeder. « Dat heb ik al gedaan. Ik wilde alleen dat je het vroeg. »
Voor het eerst in veertien jaar glimlachte Margaret – bleek maar oprecht. « Uw dochter, » zei ze zachtjes, « is mijn tweede kans, toch? »
Emily knikte. « Ja, meneer. »
Gedurende die weken bleef Emily om voor haar moeder te zorgen. Ze kookten samen, lachten om oude foto’s en begonnen met de wederopbouw van wat verwoest was. Lily zat vaak naast Margaret en vertelde verhalen over haar jeugd, een jeugd waarin haar moeder zich ooit verloren had gevoeld.
Toen de winter aanbrak, stierf Margaret vredig in haar slaap, met een stralende glimlach op haar gezicht. Tijdens de begrafenis stond Emily bij haar graf, Lily’s hand vasthoudend. De lucht was lichtgrijs en de wind ruiste door de bomen.
Daniel legde een hand op haar schouder. « Ze was uiteindelijk trots op je, weet je. Ze had er gewoon geen woorden voor. »
Emily knikte. « Ik ook niet. Maar ik denk dat ze het wist. »
Terwijl ze wegliep, keek Lily op. « Gaan we nu naar huis? »
Emily glimlachte zwakjes. « We zijn al onderweg. »
Het huis dat ooit haar gevangenis was geweest, was nu slechts een herinnering – geen plek van schaamte, maar van verlossing. Emily had de cirkel rond. Niet om het verleden uit te wissen, maar om het eindelijk te vergeven.
En op die rustige middag in Kentucky begreep ze dat thuiskomen niet draait om waar je vandaan komt, maar om wie je wilt worden.