De volgende nacht gebeurde alles opnieuw. Gefluister, getik, zacht babygehuil.
De schoonmoeder begon kruistekens te maken en gebeden te mompelen. Ze dacht dat haar overleden man was teruggekomen om haar te halen.
’s Ochtends kwam ze bevend naar me toe.
– Ik kan niet meer, er gebeurt iets in dit huis…
Ik keek haar rustig aan en zei zachtjes:
– Misschien straft God je. Misschien moet je een beetje vriendelijker zijn tegen anderen.
Sindsdien is ze veranderd. Ze schreeuwde niet meer, gaf geen verwijten, maakte me niet meer wakker in de ochtend. Integendeel — ze bracht me thee en vroeg hoe ik me voelde.
En ’s nachts heerste er perfecte stilte in huis. De stemmen waren verdwenen… omdat ik de luidspreker had uitgezet.