Ik dacht altijd dat ik loyaliteit begreep. Niet het soort dat je ziet op glanzende posters in de pauzeruimte, met je handen ineengevouwen op de top van een berg, maar het soort dat ontstaat door jaren aan een plek te wijden, totdat het eindelijk minder als werk en meer als beenmerg aanvoelt. Die avond, in het koude gezoem van tl-verlichting en het lege gezoem van donkere hokjes, begreep ik precies hoeveel die loyaliteit waard is.
Mijn naam is James Carter. Ik ben 45 jaar oud en werk al bijna twintig jaar als senior operations analist bij Crestwood Solutions. Negentien jaar in dezelfde baan, met hetzelfde koffiezetapparaat, hetzelfde nachtelijke gezoem van kopieerapparaten nadat iedereen allang naar huis was. Negentien jaar van verspilde weekenden, geannuleerde etentjes die nooit doorgingen omdat er altijd weer een nieuwe deadline was, een nieuwe brand die geblust moest worden.
Ik dacht dat het iets betekende. Ik dacht dat ik er respect mee zou verdienen in de ogen van de veiligheidsdiensten, misschien zelfs een toekomst. Die middag zat de vergaderzaal bomvol. Elke stoel was bezet, mensen stonden schouder aan schouder, iedereen wachtte op de aankondiging. Dit had van mij moeten zijn. Iedereen wist het. De shortlist voor de functie van afdelingshoofd was niet zomaar een trede hoger op de ladder.
Het was de top na een klim die me meer dan eens bijna gebroken had. Ik zat met mijn notitieboekje opengeslagen, mijn hart kalm, mijn zenuwen onbewogen, gewoon klaar. Voor het eerst in jaren stond ik mezelf toe om verwachting te voelen in plaats van plicht. De toespraak begon zoals altijd: een holle bedankje voor het harde werk, een holle lofzang die op iedereen van toepassing had kunnen zijn.
Ik liet het als witte ruis over me heen spoelen. Maar toen hoorde ik haar naam, Emily. Emily met haar drie uur durende lunchpauzes en lichtelijk foutieve e-mails. Emily die meer tijd aan haar bureau doorbracht met het kopen van schoenen dan met het doornemen van rapporten. Emily was gepromoveerd vanwege haar leiderschapskwaliteiten. Ik voelde mijn handen klappen voordat ik het geluid überhaupt kon horen. Luid, vrolijk.
Ik feliciteerde haar met een glimlach die breed genoeg was om de hele zaal te overtuigen. Zo heb ik het hier overleefd. Altijd degene met de kalmte. Altijd degene die niet terugdeinst. Maar diep van binnen voelde ik de vloer wegzakken. Niet van woede, zelfs niet van hartzeer. Iets scherps, of iets kouders. Ze zweefde naar voren in de zaal, absorbeerde het applaus als zonnestralen, stralend zoals alleen de kantoorlieveling dat kan wanneer ze iets krijgt wat ze nooit verdiend heeft.