Het herstel duurde lang. Sofia behield de naam Alex als onderdeel van haar identiteit, een herinnering aan haar overleving. Therapie, liefde en geduld genazen haar. Thomas verkocht zijn bedrijven, verkleinde zijn bezittingen en bouwde een huis om haar heen. Ze bloeide op, zachtaardig en sterk, met haar vader altijd in de buurt.
Uiteindelijk werden de mensenhandelaren gepakt. Drieëntwintig arrestaties. Zeventien kinderen gered. Het wrede systeem van de Morrisons werd ontmanteld.
Op een avond, terwijl ze samen koekjes bakten, vroeg Sofia: « Papa, waarom ben je nooit gestopt met naar me te zoeken? »
Thomas glimlachte zachtjes. « Want de liefde van een vader kent geen grenzen. Hoe ver ook. Hoe lang ook. »
Ze omhelsde hem stevig. « Vroeger dacht ik dat ik vervloekt was. Maar nu denk ik dat ik geluk heb gehad. »

“Waarom?”
“Want zelfs toen ik vergat wie ik was, vergat jij het niet.”
Jaren later hing de sterrenketting nog steeds om Sofia’s nek – niet vanwege de schoonheid ervan, maar omdat hij haar de weg naar huis had gewezen. Thomas jaagde niet langer op zaken. Hij jaagde op rustige ochtenden, verhaaltjes voor het slapengaan en het geluid van haar lach.
Soms is er maar één onmogelijk moment voor nodig – één glimp van goud in een stille straat – om iemand uit de duisternis terug te halen. En soms draagt de kleinste stem de luidste hoop in zich.