« Heel grappig, » zei ik, zwaaiend met de krant.
Hij glimlachte terug, maar niet op een grapje. Het was eerder neerbuigend, alsof hij mijn
naïviteit grappig vond.
« Het is geen grap. Je woont hier nu. Dit is wat volwassenen doen. Je draagt je steentje bij. »
Het voelde alsof ik een klap kreeg.
« Ik dacht… ik dacht dat we samen iets aan het opbouwen waren. »
« Dat zijn we ook, » zei hij,