Ik was zeventien toen de test positief bleek, en op dat moment eindigde mijn kindertijd.
Mijn stiefmoeder huilde niet. Ze vroeg niet hoe ik me voelde of of ik bang was. Ze sloeg haar armen over elkaar, keek naar mijn buik alsof het een vlek op haar schone huis was en zei: ‘Mijn huis is geen kinderkamer. Je moet het zelf maar uitzoeken.’

Mijn vader stond zwijgend achter haar. Hij durfde me niet aan te kijken. Ik wist waarom: hij was doodsbang dat ze hem er ook uit zou gooien. Die stilte deed meer pijn dan haar woorden.
Die nacht pakte ik één koffer in. Alleen kleren, een paar foto’s en de dingen die ik niet achter kon laten. Toen ik de deur dichtdeed, wist ik niet waar ik heen ging. Ik wist alleen dat ik niet kon blijven.
Jarenlang was er geen contact. Geen telefoontjes. Geen verjaardagskaarten. Helemaal niets.
Het leven was op een manier zwaar die ik niemand toewens. Ik was nog een kind dat een kind moest opvoeden. Ik nam alle mogelijke baantjes aan, studeerde tot diep in de nacht en leerde hoe ik met heel weinig moest rondkomen. Wat me gered heeft, waren de ouders van mijn beste vriendin. Ze hoefden me niet te helpen, maar dat deden ze wel. Ze gaven me een bank toen ik nergens anders heen kon. Ze leerden me budgetteren, hoe ik een huilende baby om 3 uur ‘s nachts moest kalmeren, hoe ik moest geloven dat ik niet geruïneerd was, alleen omdat mijn leven niet volgens een perfect plan verliep.
Zij werden de familie die ik kwijtgeraakt was.

Langzaam, met veel moeite, bouwde ik een leven op. Een vaste baan. Een routine. Het besef dat morgen niet altijd een noodgeval zou zijn. Mijn zoon groeide op – nieuwsgierig, lief, intelligent op manieren die alles de moeite waard maakten.
Ik zag mijn stiefmoeder pas weer bij de begrafenis van mijn vader.
Ze zag er ouder en op de een of andere manier kleiner uit. Ze schonk me nauwelijks aandacht, alsof ik een vage kennis was in plaats van het meisje dat ze jarenlang had opgevoed. Maar toen knielde ze voor mijn zoon neer, bestudeerde zijn gezicht en omhelsde hem.
‘Hij lijkt sprekend op zijn grootvader,’ zei ze zachtjes.
Dat was alles. Geen excuses. Geen uitleg. We hebben niet meer met elkaar gesproken.
Een paar weken geleden ontving ik een officieel ogende brief met de vermelding ‘ urgent’ . Ik had hem bijna niet opengemaakt. Toen ik dat wel deed, begonnen mijn handen te trillen.
Erfgoeddocumenten.