Ze keken gewoon toe.
Het duurde een paar minuten voordat een vreemde, na een paniekerig telefoontje, ervoor zorgde dat ik met een ambulance werd afgevoerd.
Toen ik in het ziekenhuis wakker werd, rook de wereld naar ontsmettingsmiddel en piepten de apparaten. Mijn hand ging naar mijn buik en voelde dat die plat, gehecht en vreemd aanvoelde.
‘De baby?’ Mijn stem klonk droog als zand.
Mijn man kon me niet in de ogen kijken. De dokter – kalm en beheerst, met die toon die je alleen hoort als je slecht nieuws krijgt – legde de urgentie van een keizersnede bij 32 weken uit, het zuurstofgebrek, de neonatale intensive care, de woorden ‘hersenbloeding’ en ‘mogelijke langdurige schade’.
Onze dochter leefde nog, maar niemand kon me vertellen wat « leven » voor haar zou betekenen.