Het huisje op de heuvel
Het adres leidde me naar de rand van de stad – een kronkelende weg omzoomd met wilde bloemen en fluisterende bomen. Aan het einde stond een klein stenen huisje, oud maar gastvrij, met klimop die tegen de muren klom en gordijnen die zachtjes door open ramen wapperden.
Toen ik de deur ontgrendelde, begroette een bekende geur me – lavendel, de favoriet van mijn moeder.
Het huisje was brandschoon, liefdevol ingericht. Op de houten tafel lag een verzegelde brief, netjes opgevouwen naast een pot met bloeiende viooltjes. Mijn handen trilden toen ik het opende.
De brief
Liefste,
Ik weet dat dit je zal verbazen. Denk alsjeblieft niet dat ik je ben vergeten – dat zou ik nooit kunnen. Je was mijn troost door elke pijn, elke slapeloze nacht. Je gaf me wat niemand anders kon: liefhebben zonder voorwaarden.
De anderen hebben altijd om mijn geld gegeven. Je gaf om me. Daarom heb ik ze achtergelaten wat ze wilden… en ik heb je achtergelaten waar het om gaat.
Dit huisje was mijn toevluchtsoord, mijn vrede. Het is waar ik kwam om te schrijven, om te ademen, om me te herinneren wie ik was voordat de wereld luidruchtig werd. Nu is het van jou. Ik hoop dat je het zult vullen met gelach, met warmte, met leven.
Voordat je vertrekt, ga je de tuin in. Er wacht nog een cadeau op je.
Met al mijn liefde,
mam.
Ik drukte de brief tegen mijn borst, de tranen gleden over mijn wangen. Voor het eerst sinds haar dood voelde ik haar aanwezigheid – kalm, vriendelijk en dichtbij.
De tuin onder de eik
Buiten was de lucht koel en geurig. De tuin strekte zich uit achter het huisje, wild maar mooi – een mix van rozen, lavendel en madeliefjes die zachtjes in de wind wuiven.
Aan het uiteinde stond een oude eik, een die mijn moeder vaak had genoemd als ze over haar ‘geheime plek’ sprak. Eronder, half verborgen door wortels en mos, lag een kleine houten kist.
Binnenin zaten dingen die geen enkele hoeveelheid geld kon vervangen: