Ik liep verdoofd naar huis, met boodschappen in mijn handen. Ik herinner me de afslagen of de stopborden niet. Maar ik herinner me het geluid van Carlies potlood op papier toen ik binnenkwam.
En ik herinner me dat ik naar mijn mijn man die nacht terwijl hij sliep. Zijn shirt was opgetrokken tot aan zijn schouders, zijn arm onder zijn hoofd gestoken als die van een jongen.
Hij zag er zo vredig uit.
En toch brandde ik.
Ik droeg zijn kind. Ik veegde het bloed van zijn moeder weg in onze badkamer na een bloedneus. Ik runde het huishouden terwijl hij een tatoeage liet zetten voor een andere vrouw!
Ik kon niet geloven dat ze tegen hem had gelogen. Dat ze hem had gedwongen die stomme tatoeage te laten zetten.
En waarvoor? Om te bewijzen dat zij de belangrijkste vrouw in zijn leven was?
Die nacht zat ik op de rand van Carlie’s bed terwijl ze sliep, haar benen onder de lakens gestoken als een komma.
Haar tekening lag op het nachtkastje. De tekening waarop ze van Alex een superheld had gemaakt, met één arm die langer was dan de andere. Een belachelijke rode cape. En tegenover één arm, gekrabbeld met zwart potlood om het handschrift van haar oma te evenaren, zat die stomme tatoeage.
Ik staarde ernaar tot mijn keel brandde.
Dit was wat Hij had haar achtergelaten: een erfenis van liefde, vervormd tot iets lelijks.
Wanhopige vrouw zittend op bed | Bron: Midjourney
En wat had ik mezelf te bieden? Excuses. Rechtvaardigingen. Mouwen opgerekt voor de waarheid.
Ik was niet meer boos. Ik voelde me zelfs niet meer gekwetst.
Maar ik was klaar.