Op een dag belde hij. Niet om vergeving te vragen. Niet om terug te komen. Gewoon om mijn stem te horen.
“Weet je … Het is hier prachtig”, zei hij. “Maar soms mis ik je lach.”
Er zat geen liefde in die woorden. Er was slechts een echo van de herinneringen waarin ik de steunpilaar was. Vroeger betekende thuis ‘wij’. Nu heeft hij een leeg hotel en stranden die zijn hart niet verwarmen. Ik realiseerde me dat hij niet op zoek was naar mij-hij was alleen op zoek naar de warmte die ik had gehad voor dertig jaar. Hij wil een beetje voelen van wat we ooit thuis noemden.
Maar ik wilde het hem niet meer geven. Ik wilde niet zijn redding zijn toen hij zelf een ander pad koos. Met elke nieuwe boodschap werd ik zelfverzekerder. Ik wachtte niet meer op dit nieuws. Ik had niet verwacht dat hij terug zou komen. Ik zag in hen alleen de leegte waarin hij zelf verdwaalde.
En misschien voelde ik daarom eindelijk iets dat ik niet meer had gevoeld sinds de dag dat hij vertrok-kalm.
Omdat ik me realiseerde dat zijn woorden geen macht meer hebben over mijn leven. Wat was, was liefde-maar wat nu is, is gewoon mijn eigen gemoedsrust.
Ik begon nee te zeggen, zelfs in mijn hoofd. “Ik heb je berichten niet nodig om me te herinneren aan wat ik verloren heb. Ik heb je herinneringen niet nodig, die een comfortabele herinnering voor je zijn, maar een wond voor mij.”
In plaats daarvan begon ik mezelf te kiezen. Ik liep lang, stopte in een café waar ik vroeger met een vriend was. Ik koos boeken die ik nog nooit gelezen had.
En ook al doet het nog steeds pijn, ook al word ik ‘ s nachts nog steeds wakker en denk ik: “Hoe kon hij dat doen?”Ik weet één ding: Ik wil geen warme herinnering meer voor hem zijn.
Omdat ik het recht heb om meer te zijn dan alleen een herinnering. Ik heb het recht om mezelf te zijn-nu, in mijn eigen leven.