Emily’s ogen werden groot van angst.
Haar lippen vormden één woord:
« …Jordanië? »
Ze viel snikkend op haar knieën.
De peuter knuffelde haar stevig.
Caleb draaide zich naar me om, zijn ogen laaiden op van woede.
« Je hebt alles verpest! »
Ik schudde mijn hoofd.
« Nee, Caleb. Je hebt jezelf geruïneerd. Ik heb net de blinddoek verwijderd van degene die je gebruikte. »
DE WAARHEID KOMT AAN HET SCHIJN
Emily keek naar Caleb en haar tranen stroomden over haar wangen.
« Is dat waar? Hij is niet van jou? »
Calebs gezicht vertrok.
“Emily… luister… ik—wij—”
“Geef antwoord!” schreeuwde ze.
Stilte.
Dan…
Caleb ademde uit.
Verslagen.
“…Prima. Ja. Hij is niet van mij. Maar dat maakt niet uit—”
Emily sloeg hem zo hard dat het geluid door de hele straat galmde.
« Je hebt mijn leven verwoest! Je hebt me van iedereen afgepakt! Je hebt gelogen over een baby! »
Ze nam het kind in haar armen.
« Ik ga weg. »
Caleb greep haar pols vast.
« Dat kan niet! »
Ik stapte tussen hen in.
« Dat kan ze. En dat zal ze ook doen. »
Caleb keek mij boos aan.
« Ik zal je opnieuw aanklagen. Ik neem… »
« Je hebt niets meer van iemand af te pakken, » zei ik zachtjes. « Je hebt me ooit alles afgenomen. Je zult haar ook geen pijn doen. »
Calebs gezicht vertrok.
Voor het eerst zag ik angst in zijn ogen.
Geen woede.
Geen arrogantie.
Angst.
Omdat hij de waarheid kende:
Ik had bewijs.
Ik had getuigen.
Ik had het doktersrapport.
En nu wist Emily alles.
Hij had geen kracht meer over.
Geen enkel beetje.
DE LAATSTE STRAF
Emily volgde mij naar de auto.
Ze trilde zo erg dat ik haar moest helpen overeind te komen.
« Ik… het spijt me, » snikte ze. « Ik geloofde hem. Ik dacht dat hij van me hield. »
Ik legde een zachte hand op haar schouder.
Nee. Caleb houdt van niemand. Niet van jou. Niet van mij. Zelfs niet van zichzelf.
Ze omhelsde haar zoon stevig.
« Ik wil alles oplossen. Ik wil me niet langer verstoppen. »
Ik knikte.
« Dat zal niet gebeuren. Ik zal je helpen. »
Ze keek verward op.
« Waarom zou je me helpen? Na wat ik heb gedaan? »
Ik glimlachte zachtjes.