Op een avond, na het eten en de bedtijdrituelen, stond ik bij de gootsteen de afwas te doen. Adrian kwam achter me staan, sloeg zijn armen om mijn middel en legde zijn voorhoofd op mijn schouder.
‘Dank je wel,’ fluisterde hij. ‘Dat je niet bent weggelopen.’
Ik leunde tegen hem aan.
‘Soms,’ zei ik zachtjes, ‘is een geheim niet bedoeld om iemand pijn te doen. Soms is het angst die zich voordoet als bescherming. Het belangrijkste is dat je het me verteld hebt.’
Ons huwelijk werd niet van de ene op de andere dag ineens perfect. Maar er veranderde wel iets wezenlijks:
Adrian hield op met het zwijgen over zijn lasten.
En ik hield op met het laten ontstaan van onware verhalen die door angst werden verzonnen.
Die nacht deed ik alsof ik sliep, ik dacht dat ik mijn man zou verliezen.
In plaats daarvan begonnen we aan een nieuw hoofdstuk – een hoofdstuk dat niet werd gevormd door angst, maar door eerlijkheid, vertrouwen en de moed om de moeilijkste dingen hardop te zeggen.