Sophia’s gezicht kleurde rood. « Dus je maakt niet eens ontbijt? »
‘Ja,’ zei ik zachtjes. ‘Alleen niet het soort dat je verwachtte.’
Ze vertrokken twee dagen later. Geen geschreeuw. Geen excuses. Alleen ingepakte koffers en gekrenkte trots.
Die ochtend, nadat hun auto de oprit was afgereden, zat ik met mijn koffie op mijn terras en keek hoe de zon boven het water opkwam.
Voor het eerst in lange tijd voelde mijn huis weer als van mij.
En ik sliep de volgende ochtend heerlijk, zonder ook maar een wekker te hoeven zetten.