Voorbereiding
Allereerst: zet je oven alvast aan op 180 graden Celsius. Vertrouw me, je wilt niet halverwege ontdekken dat je oven nog koud is!
Nu de bessen: doe ze in een kom en meng ze met 100 gram van de suiker. Laat dit minstens 10 minuten staan – zo trekken de bessen mooi in en vormen ze hun eigen heerlijke saus. Ik roer ze af en toe even voorzichtig om. Je zult zien dat er al snel sap komt! Ondertussen kun je een ovenschaal (ik gebruik meestal een ronde van 20 cm) invetten met een beetje boter of olie.
Beslag maken
Neem een grote mengkom en doe hier de bloem, bakpoeder, dat snufje zout en de overgebleven 100 gram suiker in. Meng dit even door elkaar met een garde – zo verdeel je alles goed.
In een ander kommetje roer je de melk, gesmolten boter (let op: niet te heet!) en vanille-extract door elkaar. Giet dit nu bij het bloemmengsel en roer tot een glad beslag. Het hoeft niet perfect vloeiend te zijn, maar zorg wel dat alle bloem is opgenomen. Voeg eventueel een scheutje extra melk toe als het te dik is – het moet ongeveer de dikte hebben van pannenkoekenbeslag.
Samenstellen en bakken
Giet het beslag in je voorbereide ovenschaal. Nu komt het magische moment: schep de ingesuikerde braambessen eroverheen, mét al dat lekkere sap. Ga niet te netjes te werk – die bobbels bessen en beslag die door elkaar lopen maken het juist zo lekker!
Zet de schaal in de voorverwarmde oven en bak ongeveer 45 minuten. Je weet dat je cobbler klaar is als het beslag goudbruin is en er aan de randen bubbelt. Een satéprikker in het midden moet er schoon uitkomen. Laat hem daarna 10 minuten staan voor je hem serveert – moeilijk, ik weet het, maar zo kan alles even settelen.
Pro tip: zet een bakplaat onder je ovenschaal als je bang bent voor overkoken. Die bessensap kan nogal plakken!
