Die dag werd de eerste van velen.
Elke zaterdag bezochten Lily en Max parken, scholen en jeugdcentra.
Ze sprak over haar moeder.
Ze sprak over moed.
Ze hielp kinderen die hun ouders hadden verloren, of bang waren, of dachten dat helden capes moesten dragen.
Ze liet een foto van Max in uniform zien.
Ze droeg de badge van haar moeder aan een ketting om haar nek.
Ze begonnen haar “Kleine Agent Parker” te noemen.
Max leek zijn vonk terug te hebben gevonden.
Zijn ogen lichtten op als ze op een schoolplein aankwamen.
Hij zat rechtop als Lily sprak, met zijn oren omhoog, alsof hij de stem van Hannah door haar dochter heen hoorde.
Op een middag, net toen de zon achter de bomen buiten onderging, zat Lily in de achtertuin met Max naast zich.
“Denk je dat ze ons ziet?” vroeg ze.
Max keek naar de lucht, toen naar haar, en likte haar hand.
Lily nam dat als een ja.
Sommige wonderen komen in stilte.
Een pot munten.
Een hond die zich herinnerde.
Een meisje dat niet opgaf.
En een liefde zo sterk, dat twee harten bleef kloppen, lang nadat er één was weggegaan.