Ryder gaf haar een boodschappentas vol eten. « We wilden er zeker van zijn dat je niet in orde was. »
Klara’s ogen vulden zich met tranen. « Je kent ons niet eens. Waarom helpen jullie ons? »
Ryder keek haar kalm aan. « Omdat iemand me ooit heeft geholpen toen ik het niet verdiende. En omdat geen enkele moeder haar kind zou moeten zien verhongeren. »
Ze zaten samen onder een boom terwijl de lucht goudkleurig werd. Mira giechelde terwijl ze de motorrijders haar roze fiets liet zien, nu schoon en glanzend. Ryder glimlachte lichtjes en keek hoe hij in cirkels reed.
Voordat ze vertrokken, probeerde Clara het geld terug te geven, maar Ryder duwde voorzichtig haar hand weg. « Je bent ons niets verschuldigd. Beloof me maar één ding: geef nooit op. »
Ze knikte en haar stem haperde. « Ik zal het niet doen. »
Terwijl de motorrijders in het vervagende licht van de dag wegreden, weerklonk het gebrul van hun motoren als de donder en reden ze weg naar de kamer.
Die nacht viel Mira in slaap met de fiets in haar armen, en Clara fluisterde een stil gebed van dankbaarheid. Ergens in de verte keek Ryder omhoog naar de sterren en dacht aan zijn verloren zoon – eindelijk het gevoel dat hij alles voor het eerst had opgelost.
Want soms ligt ware kracht niet in vuisten en angst – maar
in de moed om op te komen voor wat juist is, zelfs als niemand kijkt.