De kamer werd stil. Amanda’s grijns verdween. Roberts handen trilden terwijl hij naar de papieren staarde.
Voor het eerst in tientallen jaren zag ik nederigheid in zijn ogen. Geen trots, geen arrogantie, maar de verpletterende gedachte dat alles wat hij over zichzelf geloofde, een leugen was geweest.
Hij probeerde te spreken, maar woorden schoten tekort. Ze vertrokken in stilte.
Tegenwoordig woon ik alleen, ja. Het golfplaten dak rammelt nog steeds in stormen en de wind fluit nog steeds door de kieren. Maar ik voel me niet langer klein.
Ik weet nu dat mijn onvoorwaardelijke liefde geen vergissing was – het was mijn kracht. Ik gaf, zelfs als ik er niet recht op had. Ik creëerde een leven voor iemand die niet van mij was, en daarom ben ik krachtig.
Robert dacht dat mijn enige wraak het veranderen van een testament was. Hij had nooit begrepen dat ware wraak de waarheid is. En nu zal de waarheid hem langer achtervolgen dan eenzaamheid mij ooit zal achtervolgen.