« Stop met het drinken van dat sap. Je zult genezen. »
De woorden waren klein, maar ze sneden door de drukkende stilte in de hoofdslaapkamer, als een geweerschot.
Ik verstijfde. Ik zat ineengedoken in mijn elektrische rolstoel van $ 50.000, een gevangene in een lichaam dat het had opgegeven. Mijn hand, die ik nauwelijks kon beheersen, trilde terwijl ik het op maat geblazen glas sinaasappelsap vasthield.
Mijn blik dwaalde van het glas naar de deuropening.
Daar stond een klein meisje te trillen. Elena Martinez. De dochter van mijn nieuwe huishoudster. Ze kon niet ouder dan vijf zijn geweest. Ze was een klein dingetje, met enorme, doodsbange bruine ogen en een wolk donker, krullend haar, haar kleine handje klemde zich vast aan de deurpost alsof ze haar leven wilde redden.
Ze wees met een klein, trillend vingertje naar het glas in mijn hand.
« Wat… wat zei je net, kleintje? » Mijn stem was een schorre fluistering, zoals altijd de laatste tijd. De mist in mijn hoofd was dik, de vermoeidheid een loden deken die ik niet van me af kon schudden.
Elena antwoordde niet. Haar ogen schoten van mij naar het glas, en daarin zag ik iets wat ik al jaren niet meer had gezien: absolute, angstaanjagende zekerheid.
Nog voor ik iets kon zeggen, nog voor ik het kon verwerken, deed ze iets wat mijn wereld in duigen deed vallen.
Ze rende.
Haar kleine gympjes piepten op het Italiaanse marmer toen ze zich door de kamer wierp, niet op mij af, maar op mijn hand. Ze sloeg met al haar vijfjarige kracht tegen het glas.
Het vloog uit mijn zwakke greep.
De tijd vertraagde. Ik zag het glas over de kop vallen, de heldere, papperige vloeistof ving het ochtendlicht, voordat het op de vloer uiteenspatte. Het explodeerde. Sinaasappelsap en glasscherven spatten overal rond, spatten op de wielen van mijn stoel en het Perzische tapijt. Het leek wel een plaats delict.
Op datzelfde oorverdovende moment kwam mijn verloofde, Catherine, de kamer binnenstormen.
“ELENA!”
Catherines gil was een fysieke kracht. « Wat heb je gedaan?! Jij stomme, onhandige meid! Kijk hier eens! David, ben je gewond? »
Ze was meteen naast me, haar gezicht een masker van engelachtige bezorgdheid, en depte mijn gewaad met een tissue. Ze was prachtig, zoals altijd – haar blonde haar in een perfecte, moeiteloze knot, haar groene ogen wijd open van paniek. Ze was mijn engel, mijn redder.
Maar Elena, die terug naar de deuropening was gerend en zich half verscholen hield achter haar moeder, Isabella, die net was komen aanrennen, huilde niet. Ze trilde wel, maar haar ogen waren op de mijne gericht.
En ze sprak de vijf woorden uit die alles zouden veranderen. De woorden die een leugen zouden ontwarren die zo giftig was dat hij de hele stad zou shockeren.
« De dame vergiftigt je. »
Er viel een nieuwe stilte. Het was zwaarder, kouder en elektrischer.