Toen ik beter was, hield ik haar vast en huilden we allebei als kinderen.
Het grappige is: ergens in al die stilte vonden we elkaar weer terug. We begonnen elke ochtend door de buurt te lopen, gewoon om te bewegen. We plantten tomaten in de achtertuin.
We maakten ruzie over hoe die verdomde smartphone werkte en lachten toen tot onze buiken pijn deden. De stiltes tussen ons voelden niet langer zwaar. Ze voelden verdiend.
Nu ben ik tweeënzestig. Rachels haar is zilver, het mijne is dun. Ze draagt nog steeds die bandana als ze tuiniert.
Haar handen zijn ruw van jarenlang werk, maar als ze ze in de mijne steekt, zweer ik dat ze nog steeds passen zoals de eerste dag dat ik ze in die eethoek vasthield.
Terugkijkend is een huwelijk nooit in één fase gebleven. Het was vuurwerk, toen overleven, toen heropbouwen, toen herontdekken. Het waren scherpe kantjes die verzachtten tot iets sterkers.
Mensen vragen me soms wat het « geheim » is. De waarheid is dat er geen geheim is. Het is gewoon elke dag wakker worden en voor dezelfde persoon kiezen – zelfs als het moeilijk is, zelfs als het saai is, zelfs als het leven voelt alsof het je uit elkaar probeert te drijven.
Want liefde gaat niet over het vermijden van stormen. Het gaat over in de regen staan, dezelfde hand vasthouden die je vasthield toen de lucht helder was, en zeggen: « We zijn er nog steeds. We zijn nog steeds wij. »