Toen ik aankwam, bleef ik op de veranda staan, de zenuwen fladderden zoals vroeger op de eerste schooldag. De hordeur stond op een kier en ik hoorde Gary’s stem uit de keuken, die in een telefoongesprek lachte.
Ik was niet aan het afluisteren. Ik was niet van plan om te luisteren. Maar toen hoorde ik hem zeggen:
« Ik heb nooit van haar gehouden. Verbleven voor het huis. Gratis huur, geen hypotheek. Dat is de hele reden. »
De lucht verliet mijn longen.
Hij lachte weer. « En het kind? Slechts een deel van de deal. Pannenkoeken bakken, naar toneelstukken op school gaan – het was allemaal voor de show. »
Ik stond verstijfd. De man die ik op het punt stond te bedanken – de man waarvan ik dacht dat hij de ruimte had opgevuld die mijn vader achterliet – had opgetreden. Tien jaar lang. Elke verjaardag, elke maaltijd, elk stil moment van vriendelijkheid. Vervaardigd.
Toen kwam het ergste.
« Haar echte vader? Hij schreef jarenlang brieven. Ik wilde terugkomen, opnieuw verbinding maken. Ik heb ze allemaal vernield. »
Ik voelde de wereld kantelen. Ik wist niet eens dat hij had geschreven. Brieven van mijn vader – weggegooid, ongelezen, voor altijd voor mij verborgen.