„Morgen trouw ik met Laura, de vrouw die drie jaar geduldig op mij heeft gewacht.
Alles is klaar, beide families hebben zorgvuldig het huwelijk georganiseerd.
Maar diep in mijn hart blijft er een onuitwisbare schaduw: de herinnering aan Mariana, mijn eerste vrouw, die vier jaar geleden omkwam bij een auto-ongeluk.”
Die dag staat nog steeds in mijn geheugen gegrift als een litteken.
Mariana was vroeg naar de markt gegaan om het eten voor de herdenkingsdag van mijn vader voor te bereiden.
En toen kwam dat telefoontje dat mijn wereld verwoestte: „Uw vrouw heeft een ongeluk gehad… we hebben alles geprobeerd, maar ze heeft het niet overleefd.”
Toen ik aankwam, lag haar lichaam levenloos, en op haar gezicht stond nog steeds die lieve glimlach die ik zo goed kende. Ik voelde dat de hele wereld onder mijn voeten instortte.
Ik leefde een jaar als een spook. Het huis dat we met zoveel moeite hadden gebouwd, werd een koude en lege plek.
Elke keer als ik de kast opende en nog de geur van het wasmiddel rook dat zij gebruikte, stortte ik in.
Mijn vrienden en familie drongen erop aan dat ik mijn leven opnieuw zou opbouwen, maar ik schudde alleen maar nee.
Ik geloofde dat ik niemand waard was en dat ik nooit meer zou kunnen liefhebben.
Tot Laura verscheen. Ze was een nieuwe collega, vijf jaar jonger dan ik.
Ze was niet opdringerig en probeerde niet te dicht bij me te komen, maar haar stille tederheid liet me zien dat mijn hart nog steeds warmte kon voelen.
Wanneer ik aan Mariana dacht, ging ze naast me zitten en bood ze me een kop thee aan.
Wanneer het geluid van de straten de tragedie weer tot leven bracht, pakte zij mijn hand tot ik weer rustig werd.
Drie jaar lang vroeg ze me nooit om het verleden te vergeten; ze wachtte gewoon geduldig totdat ik mijn hart kon openen.
Dus besloot ik met haar te trouwen. Maar voordat ik die stap zette, voelde ik dat ik Mariana moest bezoeken, haar graf moest schoonmaken en wierook moest aansteken.
Ik wilde geloven dat zij, waar ze ook was, ook zou willen dat ik gelukkig zou zijn.
Die middag regende het zachtjes. Het kerkhof was leeg, alleen de wind fluisterde tussen de eucalyptus.
Ik had witte bloemen, een doek en een pakket kaarsen bij me.
Met trillende hand legde ik de chrysanten op het graf en fluisterde:
„Mariana, morgen trouw ik met een andere vrouw. Ik weet dat als je nog leefde, je ook zou willen dat ik iemand vond die mij gezelschap houdt. Ik zal je nooit vergeten, maar ik moet verder… ik kan Laura niet langer laten wachten.”
Een traan viel onbewust. Terwijl ik de grafsteen schoonmaakte, hoorde ik hele zachte voetstappen achter me.
Ik draaide me om, nog steeds met rode ogen. Voor me stond een vrouw van ongeveer dertig, slank, met een lichtbruine jas. Haar haar was door de wind in de war, en haar ogen glansden melancholiek.
„Sorry, ik wilde je niet laten schrikken.” – zei ze met bevende stem.