Dertien jaar geleden werd ik vader van een klein meisje dat in één vreselijke nacht alles verloor. Ik bouwde mijn leven om haar heen en hield van haar alsof ze mijn eigen kind was. Toen liet mijn verloofde me iets zien dat me volledig kapotmaakte, en ik stond voor de keuze tussen de vrouw met wie ik dacht te gaan trouwen en de dochter die ik had opgevoed.
Advertentie
De nacht dat Avery in mijn leven kwam, was ik zesentwintig jaar oud en werkte ik de nachtdienst op de spoedeisende hulp. Ik was amper zes maanden eerder afgestudeerd aan de medische faculteit en moest nog leren hoe ik kalm kon blijven toen er om me heen chaos uitbrak.
Maar niets had me voorbereid op wat er gebeurde toen ik kort na middernacht door die deuren liep.
Ik bouwde mijn leven om haar heen en hield van haar alsof ze mijn eigen bloedverwant was.
Advertentie
Twee brancards. Witte lakens opgetrokken tot aan het gezicht. En dan een klein bed met een driejarig meisje, haar ogen wijd open, doodsbang, de kamer afspeurend alsof ze op zoek was naar iets vertrouwds in een wereld die zojuist in duigen was gevallen.
Haar ouders waren al overleden voordat de ambulance arriveerde.
Het was niet de bedoeling dat ik bij haar zou blijven. Maar toen de verpleegkundigen haar naar een rustigere kamer wilden brengen, greep ze mijn arm vast met haar kleine handjes en liet niet meer los. Ze hield me zo stevig vast dat ik haar hartje door haar kleine vingertjes heen voelde kloppen.
Het was niet de bedoeling dat ik bij haar zou blijven.
« Mijn naam is Avery. Ik ben bang. Ga alsjeblieft niet weg. Alsjeblieft… » fluisterde ze steeds weer. Alsof ze bang was dat als ze ermee ophield, ze zelf ook zou verdwijnen.
Ik bleef bij haar. Ik bracht haar appelsap in een beker die we op de kinderafdeling hadden gevonden. Ik las haar een boek voor over een beertje dat ver van huis verdwaald was, en ze liet me het drie keer achter elkaar voorlezen omdat het een happy end had – en misschien moest ze wel weten dat happy ends nog steeds bestaan.
Toen ze mijn ziekenhuisbadge aanraakte en zei: « Jij bent hier de aardige man », moest ik mijn excuses aanbieden en mezelf opsluiten in de voorraadkamer om überhaupt nog adem te kunnen halen.
« Mijn naam is Avery. Ik ben bang. »