Toen kwam de stilte. De tiende « baby » was niet te zien op de monitoren. Dr. Harrison fronste zijn wenkbrauwen en keek weer in de baarmoeder. Zijn handen trilden een beetje.
« Wat… Is dat? » fluisterde een verpleegster.
Buiten hoorde Daniël niets anders dan gedempte stemmen. De stilte maakte hem meer bang dan wat dan ook.
Toen Dr. Harrison eindelijk naar buiten stapte, was zijn gezicht plechtig. « Je vrouw is veilig », zei hij. « Negen baby’s leven nog. »
Daniels ogen werden groot. « Negen? Maar… de tiende? »
De dokter aarzelde. « Het was geen baby. Het was een vleesboomtumor – een massa die zich tijdens de zwangerschap ontwikkelde. Daarom had ze zoveel pijn. Haar lichaam dacht dat het tien levens beschermde, terwijl een van hen niet echt was. »
Daniel zakte weg in een stoel, verscheurd tussen opluchting en verdriet. « Dus… Gaat het? »
‘Ze is zwak, maar ze zal herstellen,’ verzekerde Dr. Harrison hem zachtjes.

Toen Emily wakker werd, stond Daniel aan haar zijde. Hij pakte haar hand en fluisterde: « Negen, liefje. Negen sterke kleine vechters. »
Ze glimlachte zwakjes door haar tranen heen. « En de tiende? »
« Het heeft nooit zo mogen zijn, » zei hij zacht.
Ze huilden allebei — niet om wat verloren was gegaan, maar om wat ze hadden overleefd.
De maanden die volgden waren een waas van slapeloze nachten, ziekenhuisbezoeken en voortdurend gebed. Alle negen baby’s werden in couveuses gehouden onder intensieve zorg. Emily bracht uren naast hen door en leerde hoe ze ze moest voeden en troosten door het glas.
Het lokale nieuws noemde ze The Miracle Carters. Donaties stroomden binnen vanuit de hele staat. Vrijwilligers bouwden wiegjes, schonken formule en hielden inzamelingsacties. Vreemden hielden hen op straat tegen om te zeggen: « We bidden voor je. »
Na twee lange maanden gaven de artsen hen eindelijk het nieuws waar ze om hadden gebeden: de baby’s waren sterk genoeg om naar huis te gaan. Vijf meisjes, vier jongens – allemaal gezond, allemaal wonderen.
Toen Emily hen naar hun pas geverfde kinderkamer droeg, lachte Daniel door zijn tranen heen. « Drie wiegjes, precies zoals we hadden gepland, » zei hij. « Drie in elk. Niet slecht voor nieuwe ouders. »

Emily glimlachte, hoewel haar ogen glinsterden. « Het voelt nog steeds alsof een van hen ontbreekt, » fluisterde ze.
Daniel sloeg zijn arm om haar schouders. « Misschien niet vermist, » zei hij. « Gewoon… Een deel van de reden waarom we de negen die we hebben waarderen. »
Jaren later stroomde het huis van Carter over van gelach, speelgoed en chaos, maar ook van onmetelijke liefde. Hun kinderen werden sterk en vol leven, elk een herinnering aan het wonder dat in angst was begonnen en in geloof was geëindigd.
En als iemand vroeg naar ‘de tiende baby’, glimlachte Emily gewoon en zei: ‘De tiende heeft ons geleerd hoe kostbaar de andere negen werkelijk zijn.’