En wie weet? Misschien, op een van mijn regelmatige Parijse wandelingen onder een humeurige hemel, zal een andere onverwachte glimlach op de deur van mijn hart kloppen. En misschien zal ik haar deze keer niet met angst ontmoeten, niet met twijfel, maar met de wijsheid die alleen zij die uit hun eigen as hebben kunnen opstaan, verwerven.
Ik zoek geen liefde meer als redding. Ik ben niet op zoek naar erkenning—ik heb geleerd heel te zijn als ik alleen ben. Maar als het lot toch besluit om me nog een ontmoeting te geven, zal ik het als een geschenk accepteren, zonder verwachtingen, zonder angst om te verliezen.
Ik loop door de straten van Parijs en zie de weerspiegeling van mijn gezicht in de ramen: het is niet langer jong, maar er zit iets meer in – vrede. Ik ben een vrouw geworden die de waarde van haar hart kent.
En als de muziek van gevoelens weer begint te spelen, geef ik het niet op. Maar nu is het niet om de leegte te vullen, maar om het licht te delen dat in Mij blijft.
Ik geloof niet langer in eeuwige beloften, maar ik geloof in momenten die alles kunnen veranderen. In één oogopslag. In de aanraking van een hand. In een stilte die meer zin heeft dan duizend woorden.
Als liefde komt, zal ik het niet te strak vasthouden. Ik laat haar vrij, levend en echt zijn. Ik heb geleerd om los te laten zonder bitterheid en te accepteren zonder pijn.
Omdat ik niet langer de angst heb om alleen te zijn. Er is alleen dankbaarheid voor elke nieuwe dag, voor elke stap, voor elke ademhaling onder deze veranderlijke Parijse hemel.
En ergens daarbuiten, te midden van het geritsel van bladeren, de geur van koffie en straatmuziek, wacht er al iemand op me die niet een externe glimlach zal zien, maar het licht van binnen. En misschien zegt hij gewoon: “Ik heb je gevonden.”