Het waren brieven – één voor elk jaar dat ik leefde. Brieven vol gedachten die hij nooit uitsprak, hoop die hij voor me koesterde, herinneringen die hij in stilte koesterde.

Sommige waren kleine momentopnames van mijn jeugd – de dag dat ik leerde lopen, mijn gezichtsuitdrukking bij mijn eerste schooloptreden, het hartzeer dat hij niet wist te verwerken. Andere bevatten de wijsheid die hij nooit hardop kon uitspreken:
« Wees mild in een wereld die dat vaak niet is. »
« Moed betekent niet dat je nooit bang hoeft te zijn. »
« Je zachtheid is geen zwakte. »
Terwijl ik las, veranderde mijn vader in mijn gedachten. Hij was niet langer slechts de standvastige, stille aanwezigheid op de achtergrond van mijn leven – hij was een vol, teder, pijnlijk mens die intens liefhad en intens voelde, zelfs als hij het niet zei.
Er waren geen excuses. Geen dramatische onthullingen. Alleen liefde – puur en constant.
Helemaal onderaan lag één envelop met het opschrift: Als laatste openen.
Mijn handen trilden toen ik het uitvouwde.
« Ik heb nooit geweten hoe ik dit soort dingen moest zeggen, » schreef hij. « Dus heb ik een plek gecreëerd om de woorden die ik niet kon uitspreken te bewaren. »
Hij legde uit dat hij het appartement huurde als een toevluchtsoord – om te schrijven, te reflecteren, te voelen.
« Als je jezelf ooit kwijtraakt, » vervolgde de brief, « kom dan hier. Hier vind je me. »
Ik bleef daar urenlang, omringd door zijn woorden, terwijl de stad zachtjes buiten murmelde, en op dat moment begreep ik het:
Wat hij me naliet was geen rijkdom.
Het was liefde.
Een liefde die hij jaar na jaar stilletjes had vastgelegd, wachtend op het moment dat ik het het hardst nodig zou hebben.
Liefde verdwijnt niet als iemand weg is.
Ze blijft – verstopt in de stille plekjes van ons hart, wachtend om gevonden te worden.