Die avond zat ik met mijn familie – mijn jongere broer, mijn vader en Sandra – in de keuken die ik eerder had vermeden.
De verschillende servetten toverden een glimlach op mijn gezicht. Het gebraden lamsvlees rook naar thuis. De taart was pecannoten – mijn favoriet.
Ik voelde me niet langer een gast in het leven van iemand anders.
Ik voelde me weer een dochter. Een zus. Onderdeel van iets dat nog steeds helend was, maar toch heel.
Ter illustratie
Toen ik rondkeek aan tafel, besefte ik dat mijn moeder niet was uitgewist – ze werd herdacht op de enige manier die ertoe deed: door middel van liefde, eten en het stille gelach van de familie die ze achterliet.