Er ging een jaar voorbij. Toen nog een.
Ava sloot zich aan bij het volleybalteam.
Lily volgde kunstlessen.
Op sommige avonden vroegen ze Michael om weer verhaaltjes voor het slapengaan te lezen – zoals hij dat vroeger deed voordat alles uit elkaar viel.
Op een avond, nadat hij ze had ingepakt, keek Ava naar hem op.
“Papa?”
“Ja lieverd?”
Bedankt dat je nooit hebt opgegeven. Als je niet meer naar de begraafplaats was gegaan… had Maddie je niet gezien.
Michael slikte moeizaam.
« Ik zou je nooit kunnen opgeven, » fluisterde hij. « Toen niet. Nooit niet. »
De meisjes omhelsden hem, allebei tegelijk.
Het was het soort moment dat de hele wereld van een man op zijn kop zette.
Hoop, na alles
Jaren later, op een rustige zaterdagmiddag, keek Michael naar Ava en Lily die in het zwembad in de achtertuin spetterden, lachend, levend en wel.
Hij besefte dat hij zich de begraafplaats niet meer herinnerde zoals vroeger.
De lelies, de marmeren stenen, de stilte – het voelde als herinneringen uit een ander leven.
Zijn dochters waren niet in de grond.
Ze waren hier.
Ademhalend.
Groeiend.
Genezend.
En dat was hij ook.
Michael liep weer naar binnen, opende een lade en haalde er de laatste herinnering aan dat oude leven uit: de bon voor de lelies die hij elke week meebracht.
Hij scheurde het in stukken en liet ze als as vallen.
Dat hoofdstuk is definitief afgesloten.
Wat daarna kwam, behoorde aan de levenden.