« Levend, » fluisterde hij. « Hij leeft… »
De strijd begon elke minuut. De weeën werden heviger, de vrouw schreeuwde, de bewakers hielden haar armen en schouders vast en de vroedvrouw deed er alles aan om moeder en kind te redden. Het was alsof de tijd stilstond in die cel.
Eindelijk, na urenlang lijden, klonk er een zacht gekrijs door de lucht. Eerst bijna onhoorbaar, toen luider en krachtiger. Een kind. Zwak, klein, met een blauwachtige huid… maar levend.
Ze brachten hem snel naar de zuurstofvoorziening en wreven hem tot zijn ademhaling dieper werd. En toen vulden de luide, wanhopige kreten van een pasgeboren baby de kamer.
De vroedvrouw sloot haar ogen en veegde het zweet van haar voorhoofd.
—Dank u wel, meneer…
De gevangene keek voor het eerst op… en glimlachte.