
Nu, tientallen jaren later, was James teruggekomen. Hij vroeg om vergeving en hoopte de familie te ontmoeten die hij nooit had gekend. Mijn broer en ik luisterden zwijgend, verscheurd tussen medeleven en wrok. Uiteindelijk vertelden we hem ronduit dat hij niet kon blijven – niet nu zijn aanwezigheid wonden heropende die nog maar nauwelijks geheeld waren. James knikte, zei niets en liep de deur uit.