“Wie vervoert hij?” vroeg de agent.
—Eh… een man… ik bedoel… een vrouw. Ja, een vrouw. De schoonmoeder. Nee, sorry… het nichtje! — hij lachte nerveus, zich bewust van haar verwarring.
—Vreemd, zei hij, “een man,” — merkte de politieagent achterdochtig op.
— Een misstap! Ik ben moe! Het was een zware dag, begrijp je?
De politieagent keek naar de achterkant van de auto, richting de kofferbak.
— Doe open, alsjeblieft.
« Er ligt een dode man daar! » snauwde de chauffeur. « Ik denk het niet… »
– Open.
Onder druk zuchtte de man, liep naar voren en tilde het deksel van de kofferbak op. De kist stond netjes in het midden. De agent gebaarde dat hij open mocht.
Met trillende handen tilde de man het deksel op – en daarbinnen zat…
Er lag geen lichaam in. Geen kleren, geen bloemen, zelfs geen kussen. Alleen hermetisch afgesloten plastic bakjes. Tientallen. Verpakt in zwart plastic, ducttape en plasticfolie. En er kwam een zeer sterke chemische geur vanaf.
De officier bleef een moment stil staan.
“Zijn dit… illegale stoffen?” fluisterde hij tegen zichzelf.