Een meisje in een rolstoel kwam naar het asiel en de wilde de gevaarlijkste hond mee naar huis nemen: zodra de herder haar zag, begon hij te blaffen, en toen deed hij dit…

Het verlamde meisje had die dag voor het eerst de moed om naar het asiel te gaan. Ze droomde al lang van een hond die niet alleen voor spel en wandelingen bij haar zou zijn, maar voor echte steun.
De wielen van haar rolstoel piepten zachtjes over de vloer van de gang terwijl ze het ruime vertrek met de kennels binnenreed.
De honden blaften, sprongen, ieder willekeurig de aandacht te trekken — vaak kwispelden vrolijk, anderen blaften luid, anderen sprongen tegen de tralies aan, smekend om vrijheid. Het meisje stopte bij elk hok, keek aandachtig, maar haar hart bleef stil. Geen enkele hond haar ziel.
Ze begon al te denken dat ze voor niets was gekomen, toen haar blik voortdurend in een hoek bleef hangen. Daar, in de schaduw van de tralies, lag een Duitse herder.
Hij trok niet aan de tralies, hij blafte niet en keek zelfs niet naar de mensen. Een enorme, krachtige hond, met slanke ogen, leek afwezig te zijn, afgewend van de drukte om hem heen.
— Die wil ik, — zei het meisje vastberaden, terwijl ze naar de herder wees.

De medewerker van het asiel trok zijn wenkbrauwen op:
— Mevrouw, u begrijpt het niet… Deze hond is een echt probleem. Hij is wild, valt voortdurend mensen aan. Niemand kan hem aan. We hebben zelfs horizontale hem in te laten slapen.
Het meisje glimlachte alleen en schudde haar hoofd:
— Geeft niets. Wij hebben allemaal onze gebreken, — zei ze, wijzend naar haar rolstoel, — ik wil hem recht in de ogen kijken. Kijk eens naar de blik.
— Nou ja… zoals u wilt, — zuchtte de man zwaar. — Maar ik waarschuw u: het kan slecht lopen.
Toen de kennel werd geopend en de herder naar het meisje werd gebracht, was er een gespannen stilte in het asiel. Medewerkers verstijfden, bezoekers deinsden angstig achteruit. Iedereen verwachtte dat de hond zou aanvallen, zijn tanden zouden ontbloten, zich enorm zouden grijpen in haar armen of benen, en dat het slecht zou aflopen.
De herder bleef op afstand staan, ontspannen. Zijn oren stonden alert, zijn ogen waren strak op het meisje in de rolstoelgericht. De seconden slapen zich eindeloos voort. En ineens blafte de hond luid en daad een paar stappen in haar richting. Het diepe geblaf galmde door de muren. Iedereen hapte naar adem — componenten bedekt zelfs hun gezicht, bang voor het lastig.
Maar toen daad de hond iets onverwachts.