En toen… weer. Een zacht, nauwelijks hoorbaar gefluister. Maar het was geen stem. Het was een geluid… als metalen gekras, gedempt door aarde.
Alsof iemand… aan het graven was.
De agent ging op de grond zitten en begon op de vloerplanken te tikken. In een hoek klonk het geluid dof. De agenten verwijderden snel een klein stuk parket — en eronder ontdekten ze een dunne laag aarde.
Met een schep uit de garage begonnen ze te graven… en na een paar centimeter stuitten ze op een metalen deksel. Daaronder was een tunnel.
Ze riepen versterking. Na twee uur bleek dat er onder het huis en de aangrenzende percelen een heel netwerk van tunnels lag.
Er zaten drie voortvluchtigen verborgen — voormalige gevangenen die zich maandenlang hadden verborgen en een ontsnapping naar het buitenland voorbereidden door rechtstreeks onder de stad te graven.
Met speciale apparatuur werkten ze ’s nachts en probeerden geluiden te vermijden — maar het kleine meisje Mia hoorde ze toch.
Dankzij het telefoontje van het meisje werden ze gepakt. Sindsdien slaapt Mia rustig.