Haar man draaide zich langzaam om, deed zijn masker af en zei met koude stem:
— “Nu weet je alles.”
Hij deed een stap naar haar toe, alsof hij besloten had niets meer te verbergen.
— “Ze hebben me ontslagen. Maar mensen blijven naar mij komen — degenen die zich een operatie in het ziekenhuis niet kunnen veroorloven. Ze hebben geen geld, en ik… ik kan ze niet zomaar de rug toekeren. Hier doe ik wat ik kan. Voor een paar munten, zolang ik hun leven kan redden. Maar het was beter geweest als je dacht dat ik je bedroog, dan dat je de waarheid ontdekte.”
De vrouw staarde hem verbijsterd aan, niet wetend wat erger was — de gedachte aan verraad of de waarheid die ze zojuist had ontdekt.