Niemand antwoordde. Sommigen huilden openlijk, anderen schudden hun hoofd, maar iedereen werd overmand door de stilte van dat moment. Pas toen klom het meisje uit de kist. Haar grootmoeder wikkelde haar stevig in de deken en hield haar vast alsof ze haar aan de levenden wilde verankeren.
Toen ze achterom keken, lag Alistairs arm weer op de oorspronkelijke plek over zijn borst, met zijn handen net als voorheen gevouwen.
Later die dag baande de stoet zich een weg naar de begraafplaats. Elodie liep naast haar grootmoeder, haar gezicht kalm en haar stappen vastberaden. Bij het graf boog ze zich voorover en fluisterde in de kist voordat de aarde eroverheen werd gelegd.
« Rust nu maar uit, pap. »
Ze huilde niet. Geen enkele keer.
Het nieuws over die nacht verspreidde zich snel door Ashwell, hun stadje aan de rivier. Sommigen deden het af als een lichtspel, een beweging van het lichaam veroorzaakt door het gewicht van het kind. Anderen zwoeren dat het iets heiligs was, het bewijs dat liefde de grenzen van de dood kon overstijgen.
Maar de aanwezigen vergaten nooit de kou die de kamer vulde, de stilte die volgde, of de onwrikbare zekerheid dat iets dat het menselijk begrip te boven ging hun leven had geraakt.
Ze herinnerden zich het meisje dat niet van de zijde van haar vader week, dat in zijn kist klom en door hem werd omarmd.
En ze droegen de herinnering met zich mee aan een nacht waarin afscheid samensmolt met een wonder, waarin de stilte van een kind luider sprak dan het verdriet zelf.