Ik bracht de nacht door in een motel aan de rand van de stad. Ik verzorgde mijn wond zelf, zonder dokter. Geld ontbrak. En zelfvertrouwen ook.
Twee dagen lang verliet ik die kamer niet. Ik dacht aan Eleanor. Aan alles wat we samen hadden opgebouwd.
In mijn portemonnee vond ik een nummer dat ze er zonder mijn med weten in had gestopt. Een briefje eronder: « Noodgeval. »
Voordat ik belde, belde Daniel me al. Hij wilde weten of ik zijn hypotheek had betaald.
Ik vertelde hem dat ik niet meer zou betalen.
Kort daarna onthulde een goede vriendin van Eleanor wat ze wist. Mijn vrouw had iets voorbereid. Een advocaat. Een zaak. Bescherming.
Eleanor had een juridische constructie opgezet waardoor al onze bezittingen volledig onder mijn controle kwamen te staan. Mijn zoon had er alleen onder bepaalde voorwaarden toegang toe. Elke poging tot misbruik activeerde beschermingsclausules.
Melissa’s terugtrekking was niet alleen immoreel, maar ronduit crimineel.
Ik wachtte. Ik liet de hebzucht haar werk doen. Elke transactie leverde meer bewijs op.
Toen Melissa probeerde het huis in beslag te nemen met een vervalst document, greep het systeem in.
Het onderzoek werd gestart. De rekeningen werden bevroren. De uitzetting volgde.
Op straat, voor de ogen van de buren, zakte mijn zoon in elkaar aan mijn voeten.
Hij bekende later alles: het ongeluk van vijf jaar geleden, de vlucht, het zwijgen. Melissa gebruikte zijn schuldgevoel als een wapen. Ze beheerste hem door angst.
Eleanor wist het. Ze had alles gepland.