De genezing kwam niet in een dramatische flits. Ze kwam in de kleine dingen van het dagelijks leven: therapie inplannen, rustige wandelingen maken met de honden, kleine draadjes van zingeving terugbrengen in haar dagen. Ze kwam door te lachen om onbenullige dingen en de onwankelbare, stille toewijding van twee kleine wezens die haar nooit hadden veroordeeld, alleen maar van haar hielden. Weken later, terwijl ze naar de zonsondergang keek, kneep ze in mijn hand. Ze zei dat de honden haar twee keer hadden gered – de eerste keer door niet van haar zijde te wijken, en de tweede keer door haar eraan te herinneren dat liefde niet altijd hoeft te schreeuwen. Soms is het een stille, koppige aanwezigheid die weigert los te laten, en ons leert dat de krachtigste smeekbede om hulp een stille kan zijn, beantwoord door een hart dat simpelweg niet weggaat.