Een verstoring in het restaurant
Terwijl Walter zijn koffiekopje optilde, stabiel in routine maar wankel van ouderdom, strompelde een man van in de 30 binnen. Zijn woorden waren onduidelijk, zijn ogen glazig en het was duidelijk dat hij al lang voor het middaguur had gedronken. Hij keek om zich heen en vestigde zijn blik op Walter.
« Waar staar je naar, oude man? » blafte hij.
Walter, stabiel als altijd, liet zijn kopje zakken en antwoordde met kalme waardigheid: « Bemoei je gewoon met mijn zaken, jongen. »
Maar waardigheid was niet genoeg voor de man. Met plotselinge agressie sloeg hij Walter in het gezicht. Het diner werd stil. Vorken vielen, de serveerster bevroor met haar hand voor haar mond en de kamer vulde zich met shock.
Walter vocht niet terug. Zijn handen trilden niet van angst, maar van terughoudendheid. Het was een stille kracht die alleen tientallen jaren van dienstbaarheid en wijsheid konden leren.
Een deur gaat open en alles verandert
Op dat moment rinkelde de bel boven de deur van het restaurant. Een lange figuur stapte binnen, gekleed in een leren vest met het onmiskenbare embleem van de Hell’s Angels Motorcycle Club. Achter hem volgden nog een aantal motorrijders.
Eerst grijnsde de dronken man, maar die grijns verdween op het moment dat hij het gezicht van de lange man zag verharden. Dit was niet zomaar een motorrijder. Hij was de zoon van Walter.
‘Papa,’ kraakte de stem van de motorrijder terwijl hij naar voren rende en de rode vlek op Walters wang zag.
De arrogantie van de misdadiger smolt samen met angst. Hij probeerde achteruit te lopen en mompelde iets over ‘grapje’, maar de lucht in de kamer was verschoven. De ogen van elke motorrijder waren op hem gericht, hun aanwezigheid als een storm die wacht om los te breken.