Op de dag dat Rose haar middelbareschooldiploma haalde, ging het hele gezin terug naar Christ Church voor een jaarboekfoto.
Mijn vader – inmiddels 74 jaar oud en met een gebogen rug – droeg nog steeds de witte smoking van dat jaar, die door het wassen verbleekt en indigo was geworden. Hij stond tussen Rose en mij in, breed lachend.
Rose vroeg: « Opa, hoe durf je die dag wit te dragen? »
Mijn vader keek naar zijn kleindochter, toen naar mij, en vervolgens naar Benjamin – die nu hoofd anesthesie is in het Memorial Hospital.
“Omdat hij de wereld eraan wilde herinneren:
op Abby’s trouwdag mogen slechts twee mensen wit dragen.
De ene is de bruid.
De andere is de vader die alles zal doen – zelfs een clown worden – om de glimlach van zijn dochter te beschermen.”
Rose omhelsde hem stevig. Ik omhelsde hem ook. Benjamin stond naast hem, met rode ogen.
In de Savannah-zon van juni glansde de oude witte smoking van mijn vader als verse sneeuw.
En dit keer durfde niemand met de bruid te wedijveren om de witte jurk.
Het einde.