Mijn handen trilden toen ik het deksel optilde. De hele kapel leek haar adem in te houden.
Binnen lag een man gekleed in het pak van mijn vader… maar hij was volkomen onbekend.
Mijn moeder kwam dichterbij, slaakte een doordringende gil en zakte in elkaar op de grond. Om ons heen mompelden de gasten vol afschuw. Wie was die man? Waar was mijn vader?
Ik bleef als aan de grond genageld staan, niet in staat mijn blik af te wenden van deze vreemdeling die daar lag.
Toen mijn moeder weer bij bewustzijn kwam, bleef ze met een trillende stem herhalen: « Ik wist het… ik wist dat er iets mis was… »
Ik knielde naast haar neer. « Mam, wat bedoel je? »
Sniffend bekende ze dat ze nooit zeker was geweest van de identificatie. Geconfronteerd met het lichaam was ze in paniek geraakt. Ze had liever geloofd dat het hem was dan de gedachte onder ogen te zien dat hij misschien nog ergens verdwaald was.
De begrafenisdirecteur greep toen in, met een lijkbleek gezicht. Er was een dramatische fout gemaakt: twee onbekende lichamen waren in dezelfde week in het mortuarium aangekomen. De identificatie was vrijwel volledig gebaseerd op de bevestiging van mijn moeder, hun geschatte leeftijd en hun kleding.
Er werden geen vingerafdrukken gevonden.
Die gedachte bezorgde me rillingen over mijn lijf: mijn vader zou nog in leven kunnen zijn.
Op dat moment liep Luna naar de uitgang van de kapel, ging zitten en staarde me zwijgend aan. Ze blafte niet meer. Ze wachtte.
Ik herinnerde me: de nacht dat mijn vader verdween, kwam Luna terug, onder de modder, vol krassen en uitgeput. Alsof ze hem had proberen te volgen.
Alles werd ineens duidelijk. « Papa heeft haar meegenomen… Ze weet waar hij heen is gegaan. »
Mijn moeder smeekte me voorzichtig te zijn. Maar ik wist dat ik geen keus had. Als hij gewond, gedesoriënteerd of verdwaald was… dan moest ik het proberen.
‘Breng me naar hem toe,’ fluisterde ik.
Luna blafte een keer kort, en begon toen te lopen.
Ze liep zelfverzekerd vooruit, met haar neus aan de grond, geconcentreerd, zoals tijdens de oefeningen die haar trainer haar had geleerd om het dwalen dat met dementie gepaard gaat, onder controle te houden.
We staken het bos over, liepen langs een beekje en volgden vervolgens een oud pad waar mijn vader vroeger graag liep.
Na twee uur verstijfde Luna, waarna ze plotseling wegrende.
Ik rende achter haar aan naar een oude, verlaten boshut.
En daar, onder de veranda, zat hij.
Mijn vader.
Hij droeg dezelfde jas als op de dag dat hij verdween, zijn blik verdwaald in de bomen.
‘Papa?’ fluisterde ik, mijn benen trillend.
Luna snelde naar hem toe. Langzaam sloeg hij zijn ogen op.
« …Mijn liefste? »
Ik zakte in zijn armen in elkaar.