Voor veel volwassen kinderen is thuiskomen niet meer zo eenvoudig als het oversteken van de drempel van de deur.
Wat ooit een oase van rust leek, kan geleidelijk veranderen in een plek van angst. De grootste angst die vaak op hun hart drukt, is niet de fysieke afstand, maar emotionele spanning: de angst voor conflicten, oordelen of het weer openrijten van oude wonden.
Door de jaren heen kunnen kleine misverstanden, herhaalde kritiek of onuitgesproken verwachtingen zich opstapelen. Een simpele vraag als: « Eet je wel goed? » of « Wanneer word je eens rustiger? » lijkt misschien onschuldig voor ouders, maar voor kinderen kan het worden opgevat als een oordeel of subtiele druk. Ze vrezen dat elk bezoek zal uitmonden in een gesprek waarin ze hun keuzes moeten verdedigen, hun leven moeten rechtvaardigen of oude fouten moeten herbeleven. Thuis, dat een plek van troost zou moeten zijn, wordt een plek van spanning.
Veel kinderen zijn ook bang dat er geen rekening wordt gehouden met hun emoties.
Wanneer ze proberen hun problemen of lijden uit het verleden te delen, kan de reactie zijn: « Je herinnert je het niet goed » of « Ik heb gedaan wat ik kon. » Zulke reacties, zelfs als ze vaak goed bedoeld zijn, kunnen kinderen het gevoel geven dat ze onzichtbaar of onbegrepen zijn. Na verloop van tijd ontstaat hierdoor een beschermend instinct: ze willen afstand houden om niet het risico te lopen gekwetst of teleurgesteld te worden.