Elias stond als versteend in de deuropening, zijn keel dichtgeknepen, zijn zicht wazig. Deze vrouw, die hij nauwelijks had opgemerkt en die hij had afgedaan als ‘hulp’, had gedaan wat zelfs de beste traumatherapeuten niet voor elkaar hadden gekregen: ze had zijn dochter bereikt. Hij begreep niet hoe of waarom, alleen dat er iets heiligs voor zijn ogen gebeurde. Maar angst overviel hem in plaats van dankbaarheid. Hij snelde naar voren, nam Harper in zijn armen en viel Talia uit, waarschuwde haar dat ze moest blijven staan en ontsloeg haar vervolgens ter plekke.
Op het moment dat Talia het huis verliet, sloot Harper zich weer af en verviel in dezelfde stilte. Elias’ moeder aarzelde niet om hem de waarheid te vertellen: hij had zijn dochter niet beschermd, hij had haar enige hoop vernietigd. De woorden braken hem. Tegen de tijd dat hij zijn fout besefte, stond Talia al bij een bushalte te wachten. Zijn bericht bereikte haar net op tijd. « Ze heeft je nodig, » schreef hij. « Ik heb je nodig. Kom alsjeblieft terug. »
Talia keerde terug en alles veranderde. Ze was niet zomaar een dienstmeisje – ze was een bijna afgestudeerde kinderfysiotherapeut die trauma begreep. Door middel van zachte, speelse en geduldige bewegingen hielp ze Harper weer contact te maken met haar lichaam. Eerst ondersteunde stapjes. Toen staan. Toen lopen. Toen rennen. Harper lachte weer, sprak weer, leefde weer. En Elias leerde weer ademen, weer meedoen in plaats van zich te verschuilen achter verdriet.
Toen Talia een gespecialiseerde behandeling in een revalidatiecentrum in Colorado voorstelde, stemde Elias zonder aarzeling toe – niet omdat hij vertrouwen had in de geneeskunde, maar omdat hij vertrouwen in haar had. Ze gingen er samen heen, en daar rende Harper op een dag naar haar vader toe en riep: « Papa, kijk! Ik doe het! » Elias huilde voor het eerst van vreugde.
Een jaar later, op kerstochtend, rende Harper lachend de trap af, helemaal gezond en wel. Talia stond naast Elias, en toen Harper vroeg of ze voor altijd zou blijven, antwoordde Elias met een knikje en een zachte glimlach. Talia zei ja. Harper kroop dicht tegen haar aan en fluisterde dat ze nu familie was. Ergens tussen verdriet en genezing vonden drie gebroken mensen elkaar – niet door bloedverwantschap of plicht, maar door liefde.