« Nog een dame? » Vroeg ik zachtjes, terwijl ik knielde om zijn ogen te ontmoeten.
Hij knikte en wees discreet naar Rachel, de oude familievriend van mijn man – iemand die ik altijd zonder twijfel had vertrouwd.
Die paar woorden, uitgesproken in de fluistering van een kind, zouden alles veranderen wat ik dacht te weten over mijn leven.
Een huwelijk gebouwd op routines
Arthur en ik waren bijna tien jaar getrouwd. We ontmoetten elkaar in een boekenclub in de buurt, het soort waar je meer over het leven praatte dan over literatuur. Zijn intelligentie trok me naar binnen; Zijn kalme, stabiele karakter gaf me een veilig gevoel.
Ons leven samen was niet glamoureus, maar het was comfortabel. We hadden onze tradities – elke zondagochtend pannenkoeken, avondwandelingen als het mooi weer was, filmavonden als dat niet het geval was. Arthur was betrouwbaar, grappig op een rustige manier en geliefd bij iedereen die hem kende.
Of tenminste, dat is wat ik geloofde.
Toen zijn vader overleed, brak er iets in hem. Ik nam aan dat zijn afstandelijke gedrag – de late nachten, de telefoon met de voorkant naar beneden, de vage verklaringen – deel uitmaakten van verdriet. Hij had tenslotte zijn vader verloren, zijn mentor, de man die het bedrijf had opgebouwd dat Arthur nu leidde.
Het laatste wat ik verwachtte, was dat de onschuldige observatie van onze zoon het zaadje van twijfel zou planten dat de illusie volledig zou verbrijzelen.
Het gefluister dat niet weg wilde gaan
Die avond, na de begrafenis, probeerde ik het weg te poetsen. Kinderen interpreteren dingen de hele tijd verkeerd. Misschien vergiste hij zich. Misschien was ik aan het overdenken.
Maar het beeld zou me niet verlaten – Rachel lachte zachtjes naast Arthur, haar hand rustte iets te lang op zijn arm. De manier waarop hij mijn ogen vermeed als ik eenvoudige vragen stelde.
Die nacht, nadat Ben in slaap was gevallen, vroeg ik hem zachtjes: « Arthur, hoe lang ken je Rachel al? »
Hij keek op, geschrokken van de vraag. « Sinds mijn kindertijd. Dat weet je. »