Verspreid over de vallei beneden lag iets onmogelijks. Strakke, moderne huizen. Zonneweides. Kassen die zwakjes gloeiden in de schemering. Het leek wel een stad die uit de toekomst was gerukt.
« Wat is dat? » fluisterde ik.
« Dat, » zei Graham, met een glimlach op zijn lippen, « is Hawthorne Haven. Je ware erfenis. »
Terwijl we afdaalden, naderden we een elegante poort met een vreemde ronde inkeping. Graham duwde de zilveren dollar in de gleuf. Een zacht gezoem, een lichtflits – en de poort ging open.
De munt was niet zomaar een aandenken. Het was de sleutel.
Een vrouw van in de zestig kwam aanlopen toen we parkeerden. Haar handen waren verweerd en haar ogen vriendelijk.
« Rachel Bennett, » zei ze hartelijk. « We hebben op je gewacht. »
Graham gaf me een gesloten envelop. Daarin, in het handschrift van mijn grootvader:
« Rachel, als je dit leest, dan heb je ontsloten wat ik niet voor mijn kinderen heb opgebouwd, maar voor degene die het zou begrijpen. Deze stad is zelfvoorzienend, off-grid, veilig voor de hebzucht die onze familie heeft vergiftigd. Het is van jou. »
Ik staarde naar de brief tot de woorden vervaagden. Terwijl de anderen om miljoenen lachten, had ik een hele wereld gekregen.
Die nacht bestudeerde ik de munt onder een lamp. Iets knaagde aan me. Kleine, bijna onzichtbare, groeven liepen over het oppervlak. Geen krassen, maar markeringen.
Ik drukte er papier op en wreef er zachtjes met een potlood overheen. Er ontstond een patroon.
Een kaart.
Niet van de stad. Van iets anders. Iets verborgens.
De volgende dagen verkende ik Hawthorne Haven. Overal fluisterde ik over de genialiteit van mijn grootvader: hydrocultuurboerderijen, waterzuiveringssystemen, huizen vol met benodigdheden. Tientallen families woonden er, allemaal loyaal aan mijn grootvader, allemaal wachtend op mij.
Maar de kaart bleef me achtervolgen. Lijnen die samenkwamen bij het bos. Een symbool geëtst waar geen gebouw stond.
Op de 29e dag kon ik het niet laten. Met Graham aan mijn zijde volgde ik het pad. Door de bomen. Over de wortels. Tot we een aarden heuveltje bereikten aan de voet van een eeuwenoude eik.
Half begraven in de steen was een deur.