Elises stem trilde. « Dus je hebt me in de steek gelaten. »
« Nee, » fluisterde ik. « Je hebt me niet in de steek gelaten… we hebben je financieel ondersteund… »
Elise liet een wrange lach horen. « Je stuurde maar twee keer per jaar een cheque. Dat is geen ouderschap. Dat is uitwissen. »
Mijn vader bedekte zijn gezicht met zijn handen.
Ik draaide me naar Elise om. « Waarom nu? Waarom ben je teruggekomen? »
Hij aarzelde. « Omdat uw moeder zes maanden geleden contact met me heeft opgenomen. »
Mijn adem stokte in mijn keel. « Heeft hij het gedaan? »
Elise knikte, haar ogen glinsterden. Ze verontschuldigde zich. Ze vertelde me dat ze ziek was. En ze zei… dat ze de zaken wilde rechtzetten. Ze zei dat je na haar dood de waarheid moest weten. Ze sloeg haar blik neer. Ze wilde deze wereld niet verlaten en een leugen achterlaten.
Ik kreeg een brok in mijn keel.
Elise vervolgde met gedempte stem: « Dit testament ging niet om geld. » Het was haar manier om ervoor te zorgen dat ik nooit meer zou worden uitgewist.
Alles in mij was een wervelwind: pijn, verraad, opluchting, verwarring.
Ik liep langzaam naar Elise toe.
Ze bewoog zich niet.
Van dichtbij was de gelijkenis verbluffend. We leken wel twee spiegelbeelden. Alleen al de gedachte eraan brak mijn hart.
‘Ik wist niet dat je bestond,’ fluisterde ik.
‘Ik weet het,’ zei ze. ‘Ik heb het je nooit kwalijk genomen.’
Een warm gevoel ontwaakte in mij.
Ik haalde diep adem… en stak mijn hand uit.
Elise keek hem aan en legde toen haar hand in de mijne.
Iedereen in de zaal slaakte een zucht van verlichting.
Mijn vader barstte in onbedaarlijk snikken uit.
Voor het eerst sinds de begrafenis voelde ik meer dan alleen pijn: een nieuw begin.
We waren niet samen opgegroeid als zussen.
Herinneringen brachten ons niet samen.
Maar we werden verbonden door iets diepers: de waarh
eid.
En de waarheid, hoe pijnlijk ook, had ons eindelijk bevrijd.