Het was een donderdag die eruit had moeten zien als elke andere behandeldag. Machines zoemden, verpleegkundigen bewogen zich met geoefende gratie en de stille moed van patiënten vulde de gangen. De Iron Wolves – een ouderwetse rijclub met meer hart dan chroom – wisselden elkaar af en zaten om de beurt bij hun broer, Dale “Ironside” Murphy, achtenzestig jaar oud. Hij droeg zijn leren vest over de open rug van een ziekenhuisjas, zijn baard was netjes bijgeknipt en zijn ogen straalden de koppige waardigheid uit van een man die zijn hele leven beloftes had nagekomen.
Als je ooit op een plastic stoel hebt gewacht en infusen in een rij hebt geteld, ken je de kleine rituelen die je op je gemak houden: warme sokken, een vriendelijke verpleegster, de vertrouwde stemmen van mensen die van je houden. Je weet ook dat goede zorg vaak van meer afhangt dan alleen medicijnen. Het hangt af van menselijke vriendelijkheid, het belang van de patiënt en het kennen van je rechten. Die ochtend kwam de les binnen als een geluid – het gehuil van een peuter – dat piepjes en gebabbel overstemde en een nieuwe definitie gaf van wat ondersteunende diensten, hulp aan de mantelzorger en gemeenschap werkelijk betekenen. Oudere lezers die wel eens door de gangen van een ziekenhuis hebben gelopen, zullen het moment herkennen waarop vriendelijkheid de krachtigste zorgverzekering wordt die er is. Een zorgverzekering voor senioren is belangrijk, maar vaste handen en een stem die zegt: « Je bent niet alleen, net zo belangrijk. »
Een donderdag in de infuuskamer
(Patiëntenbelangenbehartiging, ouderenzorg, ziektekostenverzekering voor senioren)
De Wolves sloegen geen donderdag over. Ze draaiden de stoelen naast Dales relaxfauteuil als een klok en brachten verhalen, thermosflessen bouillon en de sluwe grappen die mannen uithalen als ze hun angst willen beperken. Snake was deze keer van dienst, laarzen op de grond, armen over elkaar, ogen gericht op het druppelende water als een schildwacht die een poort bewaakt.
Verderop in de gang klonk het gehuil van een kind. Niet het vermoeide gejank van een verveelde peuter, maar het scherpe, smekende geluid waar je borst pijn van doet. Het ging maar door. Tien minuten. Dertig. Een uur. Verpleegkundigen haastten zich voorbij. Een arts liep voorbij met een klembord en een bezorgde blik op zijn voorhoofd. Toch bleef het stemmetje breken.