Eindelijk, net toen het eerste ochtendlicht door de gordijnen naar binnen scheen, gingen we terug naar het hotel waar Emily en David verbleven. Mijn hart kromp ineen bij elke stap in de lobby, de lift en uiteindelijk toen we voor hun deur stonden. Papa klopte vastberaden.
David deed de deur open, nog steeds in zijn gekreukelde smokingoverhemd, en zag er zowel moe als stil zelfverzekerd uit. Achter hem verscheen Emily – haar haar los, haar ogen vermoeid maar stralend van geluk.
« Papa? Wat is er aan de hand? » vroeg ze.
Ik wilde schreeuwen, haar wegtrekken, haar smeken om niet naar die brief te kijken. Maar papa stapte naar voren, gaf hem aan haar en zei: « Emily, je moet dit lezen. »
De kamer werd stil toen Emily het papier openvouwde. Haar ogen scanden de regels, haar lippen sloten zich van schrik. David verstijfde, de kleur verdween uit zijn gezicht.
“David,” fluisterde ze, “is dit waar?”
Hij zei niets. Zijn stilte was genoeg. Emily’s knieën knikten en ik ving haar op voordat ze viel.
Dat was het moment waarop ons gezin uit elkaar viel. De trouwdag die de gelukkigste van Emily’s leven had moeten zijn, eindigde in een ramp.
En toen ik mijn zusje huilend tegen mijn schouder hield, besefte ik dat niets ooit meer hetzelfde zou zijn.