Acht uur lang worstelde hij zich door sneeuwduinen tot aan zijn middel, geleid door niets anders dan zijn koppige wil en het vage gejammer van de baby die hij vastbesloten was te redden. Elke stap trok aan hem, maar Tank mompelde tegen Hope, zwerend dat ze niet in de steek gelaten zou worden, dat er nog iemand om hem gaf.
Tegen zonsopgang belandde hij in een kleine kliniek op het platteland aan de rand van de county. Bevroren, uitgeput en nauwelijks rechtopstaand legde hij de baby in de armen van verbijsterde verpleegsters. Hope werd met spoed naar de spoedeisende hulp gebracht, haar lichaam werd zorgvuldig opgewarmd en gestabiliseerd totdat overplaatsing naar een kinderziekenhuis werd geregeld.
Artsen gaven later toe dat Hope zonder Tanks koppige moed voor dag en dauw zou zijn gestorven. Zijn slopende tocht door de storm had haar de uren opgeleverd die ze zo hard nodig had.
Het nieuws over Tanks daad verspreidde zich snel. Vreemden begroetten hem als een held, hoewel hij het met norse nederigheid afdeed: « Ik deed gewoon wat iedereen met een hart zou doen. » Voor Hope, die met de dag sterker werd, was Tank veel meer dan een redder – hij was het bewijs dat zelfs een geharde biker liefde door de donkerste stormen kon dragen.