Daniel had deelgenomen aan een klinisch onderzoek naar de levensvatbaarheid van stamcellen en het behoud van vruchtbaarheid bij traumapatiënten. Hij had in het geheim reproductiemonsters afgenomen en opgeslagen voor wat hij ‘wetenschappelijke bewaring’ noemde. Maar toen de financiering voor het project werd stopgezet, nam hij het heft in eigen handen en zette de experimenten buiten de boeken voort.
Het bewijsmateriaal was vernietigend. DNA-sporen, verkeerd gelabelde medische monsters, vervalste koellogboeken – alles wees op één gruwelijke conclusie: Daniel had de verpleegsters kunstmatig geïnsemineerd zonder hun medeweten of toestemming, met behulp van Michaels genetische materiaal.
Toen Daniel ermee werd geconfronteerd, barstte hij tijdens het verhoor in tranen uit. « Ik heb dit niet expres laten gebeuren, » snikte hij. « Ik wilde op de een of andere manier bewijzen dat hij nog leefde – dat er nog een vonk in hem zat. Ik wilde gewoon een teken. »
Het ziekenhuis raakte in rep en roer. Er kwamen rechtszaken binnen. De slachtoffers kregen schikkingen en Daniel werd aangeklaagd voor meerdere aanklachten van mishandeling, wanpraktijken en bio-ethische schendingen.
Wat Michael Reeves betreft – na maanden van nieuwe neurologische therapie begon hij af en toe tekenen van bewustzijn te vertonen. Een flikkerende oogbeweging. Een kneepje in zijn hand.
De verpleegsters die hem ooit hadden verzorgd, weigerden terug te keren naar die kamer. De lucht rond zijn bed voelde zwaar aan door de last van alles wat er gebeurd was – verdriet, geweld en iets wat nooit helemaal verklaard kon worden.
Een jaar later nam dr. Mercer in stilte ontslag, omdat hij de grens tussen wetenschap en moraal, die onder zijn toezicht was overschreden, niet meer recht kon trekken.
En kamer 312B werd permanent verzegeld – een stille herinnering dat in de geneeskunde de meest angstaanjagende mysteries soms niet door wonderen ontstaan, maar door mensen.
