Het zou een gewone vlucht worden – een van die rustige momenten tussen een lange week en het comfort van thuis. Ik stapte aan boord, zocht mijn stoel op en haalde opgelucht adem, verlangend naar rust. Zonder erbij na te denken drukte ik op de knop om mijn stoel achterover te zetten, popelend om een paar uur te ontspannen voor de landing.
Een paar seconden later klonk er een zachte stem achter me.
« Neem me niet kwalijk, » zei de vrouw zachtjes, « het spijt me, maar ik heb een beetje moeite met ademhalen. »
Haar toon was niet veeleisend of boos, maar kalm, bijna verontschuldigend.
Maar ik was moe. Geïrriteerd. Ik draaide mijn hoofd nauwelijks om of ik antwoordde al: « Het is maar een korte vlucht. Ik probeer gewoon even uit te rusten. »
De woorden klonken scherper dan ik bedoelde. Ze zei verder niets. Toen ik opzij keek, zag ik haar – een jonge vrouw, zichtbaar zwanger, met een hand beschermend op haar buik. Haar ogen zagen er vermoeid uit, maar ze klaagde niet. Ze verplaatste zich gewoon, en verdroeg het ongemak zwijgend.
Het moment ging voorbij, maar een zware last drukte op me.