Mijn moeder, Helen Carter, is altijd mijn steunpilaar geweest. Door elke transactie, elk succes, elk nieuwsartikel was zij de enige die me nooit anders behandelde – niet als CEO, niet als ‘Mr. Carter’, maar gewoon als zijn zoon.
Maar ongeveer drie maanden geleden begon er iets te veranderen.
Ze kwam steeds minder vaak. En toen zij kwam, keek zij… Moe. Zijn kleren zweefden, zijn gezicht had zijn kleuren verloren. Op een middag vroeg ik haar: « Mam, wat is er aan de hand? Ben je ziek? Vertel me alsjeblieft de waarheid. »
Ze glimlachte vermoeid naar me en zei zachtjes: « Oh, schat, het is leeftijd. Stress misschien. »
Maar ik wist dat het niet alleen dat was. Mijn vrouw, Claire, was altijd erg attent op mijn aanwezigheid – ze bood thee aan, checkte in bij mijn moeder, deed alsof ze in haar geïnteresseerd was. ‘Je ziet er moe uit, Helen, laat me iets warms voor je klaarmaken,’ zei ze dan.
Maar achter die zachte stem ging een hardere stem schuil. Er was altijd een voelbare spanning tussen hen, als een stille storm. Claire was het soort vrouw dat met haar lippen lachte, maar niet met haar ogen.
En ik, als een, koos ervoor om haar niet te zien.